D1, D2, D3, D5, D6, D9 (Digital-S)
D1-cassettes hadden een stevig prijskaartje. Daar trokken animatiestudio’s zich niets van aan. Ze maakten immers dankbaar gebruik van de mogelijkheid om ongecomprimeerde video op te slaan (tot 94 minuten) met een zeer hoge beeldkwaliteit.
D2 is de opvolger van de D1-tape. Ampex ontwikkelde deze nieuwe versie voor professionele toepassingen eind jaren 80. D2-cassettes bevatten ongecomprimeerde video van 32, 94 of 208 minuten. Er waren immers drie formaten om uit te kiezen: small, medium en large.
In 1994 bracht Panasonic twee varianten van de D5 op de markt: een standaardversie en een HD-versie (D5 HD). De cassettes konden 23, 63 of 94 minuten aan materiaal bevatten en sommige hadden een gele klep. Vooral professionals gebruikten deze drager voor digitale video.
D9 was oorspronkelijk gekend als Digital-S. In 1999 veranderde men de naam. JVC ging met D9 de concurrentie aan met Sony’s Digital Betacam. Dat lukte enigszins. Sommige bedrijven in Europa, Azië en de VS stapten over, maar ten opzichte van de Digital Betacam was het een commerciële flop.
Zoals zoveel producenten, lanceerde JVC een HD-variant onder de naam D9 HD. Er was ruimte voor 10, 34, 64, 104 of 124 minuten aan beeldmateriaal. De capaciteit stond altijd op de tape vermeld (bijvoorbeeld DS10 is 10 minuten)
… er geen D4-formaat bestaat? Het cijfer 4 werd overgeslagen omdat het in veel Aziatische culturen als taboe wordt gezien.*